WK snowboarden

Big air 

De big air is de meest spectaculaire snowboarddiscipline. De sporters maken hier de hoogste sprongen en laten daarbij verschillende trucs zien. Er wordt afzonderlijk van elkaar een run uitgevoerd waarbij een enkele sprong met rotaties en grabs wordt uitgevoerd. De truc wordt door een jury beoordeeld volgens moeilijkheidsgraad, hoogte, uitvoering, stijl en landing. 

Parallelreuzeslalom 

De parallelreuzeslalom bij het snowboarden is te vergelijken met die van de alpineskiërs. Bij de parallelreuzeslalom is vooral techniek, snelheid en zenuwen belangrijk. Het parcours bestaat uit ongeveer 40 poortjes dat telkens ongeveer 25m uit elkaar staan. Op de slalomhelling worden twee sporen naast elkaar gemaakt, een met rode poortjes en een met blauwe poortjes. In de kwalificatie maken alle 32 deelnemers een afdaling over een slalomparkoers. De snelste zestien gaan verder volgens het knock-outsysteem.   

Snowboardcross 

Deze discipline combineert meerdere onderdelen samen. Vier tot zes snowboarders nemen het tegen elkaar op in een hindernissenparcours. Het is de bedoeling om zo snel mogelijk de scherpe bochten, sprongen, poorten en hobbels af te leggen. De snowboardcross werkt via een knock-outsysteem, waarbij de twee of drie snelste snowboarders naar de volgende ronde gaan. Het is een spektakel om te zien want een botsing of valpartij is hier snel gemaakt. 

Slopestyle 

De slopestyle is net als big air en half pipe een freestyle-onderdeel. Bij de slopestyle leggen de snowboarders een parcours af dat een meerdere obstakels bevat, zoals rails, boxen en schansen. De snowboarders voeren twee runs uit en dienen zo veel mogelijke verschillende elementen uit te voeren. Vervolgens beoordeelt de jury de slopestyle op uitvoering, moeilijkheid, hoogte, verte en zuivere landingen. Degene met het hoogste cijfer wint.