Cheer!
Ze deed alles wat ze kon, had haar stinkende best gedaan en kon naar eigen zeggen ook nog eens terugblikken op een vlakke én slimme race. „Het was ook nog eens leuk, voor de verandering.” Maar voldoende voor een plaats in de WK-finale van de 200 meter vrije slag, nee, dat was Femke Heemskerks 1.56,50 net niet. En toch, al wie zich in de catacomben van de Duna Aréna meldde voor de nababbel, geen zwemster die na een tegenvaller zwelgt in zelfmedelijden. „Ik wil me niet langer ongelukkig voelen als ik een eindstrijd misloop.”
Tien maanden werkt Marcel Wouda inmiddels aan de wederopbouw van de 29-jarige zwemster die in Narbonne door de Franse trainer Philippe Lucas van haar sokkel was getrokken. De Brabantse trainer mocht de scherven oprapen en haar stukje bij beetje opkalefateren. „Een revalidatietraject”, noemde hij het zelfs.
Wouda, iedere inch een heer, weigerde een waardeoordeel te vellen over zijn excentrieke vakbroeder, de met klatergoud behangen oefenmeester die in het chauvinistische Frankrijk door velen als de beste zwemtrainer ter wereld wordt beschouwd. „Zijn kwaliteiten staan buiten kijf”, klonk het diplomatiek. „Wat hij tijdens deze WK in het open water laat zien is formidabel. De resultaten die hij in het verleden heeft behaald, spreken ook voor zich. Alleen moet je concluderen dat zijn aanpak niet bij iedereen werkt.”
Met Heemskerk, op haar doelde Wouda met die laatste opmerking dus, moest hij bijna op het nulpunt beginnen. Ze kwam uit een extreem zwaar programma waarbij ze in één enkele training zeven kilometer moest beuken. „En ergens in de zomer van 2016 is er vervolgens iets in haar lichaam geknapt”, stelde Wouda.
Van haar lijdensweg werd zelfs een documentaire gemaakt. Dat kwam mooi uit, want zo had ze toch nog een tastbare herinnering aan Rio 2016. Vierde op de 4 x 100 vrij, twintigste op de 100 vrij, zestiende op de 200 vrij, meer bedroeg de buit in Brazilië niet. De eerste Olympische Spelen op Zuid-Amerikaanse bodem leverden Heemkerk een kater in drievoud op.
Fysiek volledig uitgewrongen meldde ze zich in september 2016 in Eindhoven voor een doorstart van haar carrière. Geduld bleek het toverwoord. Wouda begon aan een zoektocht. Hij ging omstandig te werk gaan. „Je kunt in zo’n situatie niet ergens lukraak beginnen.”
Hoe hij haar aantrof? „Ze was echt óp. In het begin was ze na één kilometer al buiten adem en had ze pijn in haar schouder. We moesten echt weer vanaf het nulpunt starten. De enige manier om haar er weer bovenop te krijgen, was door uitgebreid de tijd te nemen.”
Het moet Wouda, de man die van haar in april 2015 Nederlands recordhoudster op zowel 100 als 200 vrij maakte, pijn in het hart hebben gedaan om zijn pupil zo door het water te zien ploegen. De styliste van weleer was in het seizoen onder Lucas technisch volledig afgestompt. „Nog steeds heeft ze tijd nodig om technische aanwijzingen op te pikken en die vervolgens ook uit te voeren. Ze had het zwemmen nog wel in zich. Het zat alleen zo ver weg verstopt dat we er heel moeilijk bij konden.”
Vorige maand zag Wouda eindelijk weer eens een zwemster van het blok gaan die hem deed denken aan de Femke Heemskerk van weleer. Tijdens de Mare Nostrum in Barcelona klokte ze plots 1.56,28, de beste tijd van deze jaargang.
In Hongarije slaagde ze er niet in die tijd te verbeteren. Zondag, op de 4 x 100 vrij, waren twee banen crawl genoeg om haar samen met Ranomi Kromowidjojo voor de zesde WK op rij op het erepodium te krijgen. De dubbele afstand was er gisteren te veel aan.
Aan de boorden van de Donau vochten tevredenheid en teleurstelling bij Wouda dan ook om voorrang. Na wat wikken en wegen won uiteindelijk de voldoening.
„Dit was hét moment om te performen. Als ze dan niet de finale haalt, valt het zwaar om te concluderen dat ze net niet goed genoeg is.” Toch kon de nieuwe Heemskerk hem bekoren. „Het grote winstpunt van vandaag is dat ik een zwemster heb gezien die zin had om te racen. Twee jaar geleden, tijdens de WK in Kazan, vloeiden er nog tranen omdat ze angst had om een finale te zwemmen. Nu straalt ze eindelijk weer plezier uit.”
Geluk, wilde Wouda er maar mee zeggen, hoeft in de topsport niet per definitie in medailles te worden uitgedrukt. Soms schuilt het in kleine dingen. De glimlach van een zwemster die zichzelf eindelijk weer heeft gevonden en dankbaar als negende aantikt, bijvoorbeeld.