Pirmin Blaak WK 2018 ANP 3000X2000

Pirmin Blaak: “Alles is bij mij een wedstrijd”

25 oktober 2019
Reemt Borcherts

Of hockeydoelman Pirmin Blaak mee kan doen in de olympische kwalificatieduels met Pakistan is tot het allerlaatste moment een vraagteken. Een lichte hersenschudding verstoorde zijn voorbereiding. Domme pech voor de keeper, die juist te horen had gekregen dat hij eerste keus is naar én op de Olympische Spelen.

Bad timing, Pirmin.
“Ja, vrij ongelukkig dat mij dit nu overkomt. Het gebeurde twee weken geleden, in een oefenwedstrijd tegen Zuid-Korea. Ik kwam in botsing met een tegenstander. Eerst leek er vrij weinig aan de hand. Maar ’s nachts kon ik niet slapen van de koppijn. Daarnaast had ik moeite om me te concentreren. Met die klachten ben ik naar onze teamarts gegaan en toen bleek het een lichte hersenschudding te zijn. Ik moest daardoor rust houden. Maandag en dinsdag heb ik weer getraind, dat ging goed. Zolang ik geen terugval krijgt, ziet het er positief uit.”

Was je verrast dat er nu al een keuze werd gemaakt voor de eerste keeper in Tokio?
“Ik ben niet verrast door de keuze. Op het WK in India heb ik het goed gedaan als eerste keeper. Maar het moment verraste mij wel. Ik had niet verwacht dat deze keuze nu al zou worden gemaakt. Ik ben blij dat Max (bondscoach Caldas, red.) het vertrouwen voor de lange termijn naar mij heeft uitgesproken. Zo kan ik vooruit kijken en werken.”


En anders kon dat niet?
“Kijk, in een strijd tussen twee keepers sta je altijd onder druk. Soms word je daar beter van, trigger je elkaar om nog meer uit jezelf te halen. Nog meer uit je comfort zone te komen. Maar je kan je niet altijd oncomfortabel blijven voelen, hooguit een paar maanden. We hebben veel wedstrijden gehad waarin Sam en ik om het kwart keepten. Dat was weleens lastig; zat je net lekker in de wedstrijd, moest je er alweer uit. Bij een tegengoal heb je dan constant het gevoel dat er iemand over je schouder kijkt. Ik was te veel gefocust op mijn mindere punten. Dacht te veel na en speelde daardoor soms op safe. Dat moet ik niet doen. Natuurlijk hoort druk bij topsport, maar uiteindelijk moet dan omgezet worden in vertrouwen. Ik haal het beste uit mezelf als ik mij alleen hoef te focussen op het keepen en niet de randzaken eromheen.”

Hoe ga je met elkaar om als concurrenten?
“Nou, we kennen elkaar al heel lang. Speelden als pubers in hetzelfde district, Zuid-Holland. Ik ben een jaartje ouder dan Sam. Hij heeft minder internationale ervaring dan ik, maar we zijn allebei al jaren eerste keeper in de Nederlandse competitie. We hebben er een faire strijd van gemaakt. Niet elkaar affikken, maar helpen. We analyseren onze wedstrijden en trainingen samen. Steunen elkaar, ook als het wat minder gaat.”

Dus heel collegiaal…
“Maar ook heel competitief. Ik wil het altijd beter doen dan de andere keeper, bij Oranje en bij mijn club Oranje-Rood. Natuurlijk wil ik alle trainingspotjes winnen. Maar het gaat verder. Ik wil de meeste shoot-outs pakken. De meeste strafcorners tegenhouden. Altijd challenges aangaan. Overal in winnen. Alles is bij mij een wedstrijd. Als we het voor de lol doen, vind ik er niets aan.”

Slapen jullie als keepers samen op een kamer?
“Nee joh, veel te onhandig met twee van die grote tassen. En keepersspullen kunnen stinken hè…Maar serieus; liever niet. We zijn al zoveel uren samen bij de analyses en de krachttraining. Ik hoef niet met mijn grootste concurrent op een kamer te liggen. Dat zou ik raar vinden. Als ik met een andere keeper om een plek strijd, zal ik niet over mijn zwaktes of twijfels praten. Dus ergens houdt die openheid ook op.”

Hoe zat jij dan op de bank, op de momenten dat Sam het goed deed?
“Ik herinner me een wedstrijd tegen België in de Pro League. We wonnen, wat belangrijk was voor het team. Sam keepte goed. Megagoed. Ik was blij dat we wonnen. Maar zo goed hoeft-ie ook weer niet te zijn, dacht ik op de bank. Ik was daardoor nog gretiger om de dag daarna te bewijzen dat ik nog beter ben. Alsof je op de laatste 100 meter van de marathon toch nog wil versnellen. Dat is tof en gaaf. Maar dat lukt je niet het hele jaar lang. Dat vreet namelijk energie. Je wil op een gegeven moment ook werken aan je leerpunten.”

Toen jij een paar jaar terug tweede keeper was, waren de rollen anders.
“Ja, toen waren de kaarten vooraf al geschud. Jaap Stockmann was eerste keus, punt uit. Als tweede keeper mocht ik op een toernooi alleen een kwartiertje komen opdraven als we met 8-0 voorstonden. Een Champions Trophy in Nieuw-Zeeland? Dat was een soort vakantie, waarin ik een paar keer moest trainen en vooral Jaap moest ondersteunen. Geen situatie waar je jarenlang blij van wordt. Voor mij was het natuurlijk wel vervelend en verrassend dat Sam, na het stoppen van Jaap, wel direct een echte kans kreeg om ook nummer één te worden. Het was toch nu mijn tijd? Hier had ik toch al jaren op gewacht? Het blijkt maar weer dat je in topsport nooit garanties hebt."

Je bent twee keer als tweede keeper naar de Spelen geweest. Hoe was dat?
“Londen en Rio waren twee totaal andere ervaringen. In Londen kon ik niet genieten van het moment, maar waren we als team succesvol met onze tweede plaats. Vier jaar later heb ik wel van de Spelen genoten, maar presteerden we als team veel minder.”

Leg eens uit?
“In Londen had ik geen idee hoe het allemaal werkte. Ik wist bijvoorbeeld eerst niet dat ik niet in het olympisch dorp sliep, maar daarbuiten. Dat gold ook voor de andere reserve, Tim Jenniskens. We kwamen naar het dorp om te trainen en te eten, maar gingen ’s avonds weer door de poort naar buiten. Eigenlijk maak je alles mee, alleen slaap je op een andere plek en zit je op de tribune. In Londen frustreerde mij dat, het net-niet gevoel. Bij Rio wist ik beter hoe mijn rol eruit zag en heb ik meer kunnen genieten, ook van veel andere sporten. Alleen stelden we daar teleur met onze prestaties. Dus die herinnering is ook niet geweldig. Al met al blijft het een confronterende positie. Je weet dat je elk moment klaar moet zijn om in te vallen. Het is supergaaf om mee te maken. Maar je doet niet wat je het liefste wil: daar staan met het team.”

Wanneer was dat het moeilijkst?
“Als ze goed speelden. Wanneer je dus niet nodig bent. Dat je aan de andere kant van de wereld zit, maar net niet goed genoeg bent. Dat er alleen maar een hek staat tussen jou en je grootste wens. Een wens die ik al had toen ik twaalf was en naar de Olympische Spelen van Sydney keek. Natuurlijk keek ik met extra aandacht naar Ronald Jansen, de keeper van dat team. Ik kocht een shirt en liet zijn naam erop drukken. Namen op shirts, dat was iets uit het voetbal. Maar hij was mijn voorbeeld. Daar wilde ik ook heen. Ik zei dat ook tegen andere kinderen. Ik ben later ook keeper van het Nederlands elftal. Ze geloofden het niet. Toen nog niet.”

Waardoor heb je het gehaald?
“Uren maken, uren maken, uren maken. Ik wilde altijd op het veld staan. Trainde soms drie keer per dag. Regelde alles om er te zijn en zoveel mogelijk mee te pakken. Niet om mezelf nu op een voetstuk te plaatsen, maar eerlijk gezegd mis ik die mentaliteit tegenwoordig wel. Als we nu een jeugdkeeper bellen, is het vaak een opgave om mee te trainen. Druk met school, vrienden…terwijl je echt meters moet maken, je echt moet willen om jezelf te onderscheiden van de rest. Je krijgt het echt niet cadeau. Dat probeer ik ook altijd te vertellen aan jonge jongens. Ik merk daarin wel dat ik ouder word, in een andere tijd ben opgegroeid. Ik moest vroeger een meisje op de huistelefoon bellen. Tegenwoordig regel je een date via Tinder.”

Wat vertel je die jongere spelers nog meer?
“Volg je dromen en doe er alles aan om ze te realiseren. Probeer stapje voor stapje je wensen werkelijkheid te laten worden. Waarschijnlijk zijn er veel mensen die zeggen dat je je dromen niet kan waarmaken en is er afgunst. Laat je daar niet door beïnvloeden en geloof in jezelf. Je kunt je dromen echt uit laten komen.”

 

Gerelateerde sporters

Gerelateerde teams

Gerelateerde artikelen